Lengkeek, Jaap & Woestenburg, Martin (2003). De liefde voor natuur is een bundel verhalen. In: Woestenburg, Martin, Buijs, Arjen & Timmermans, Wim (2003). Wie is bang voor de stad? Essays over ruimtelijke ordening, natuur en verstedelijking. Wageningen: Blauwdruk.
Een zonnige zondag op de Posbank betekent topdrukte in de door schapen afgegrazen heide: auto’s halen fietsers in, wandelaars lopen in file, picknickbankjes zitten afgeladen met rustende dagrecreanten. Is dit natuur? De ecoloog heeft vraagtekens. De heide die elk jaar de heuvels paars bloeit is niet natuurlijk, maar moet met schaapkuddes en Schotse hooglanders van gras ontdaan worden. De fietsers, wandelaars en automobilisten twijfelen niet. Dit is natuur, sterker nog, dit is de Nederlandse natuur op zijn mooist.
Een ding is wel duidelijk. Sinds het begin van de jaren tachtig bepaalde de ecoloog wat natuur is in Nederland, maar die tijd is voorbij. De natuur is van het volk zelf geworden. Er heeft zich in de laatste decennia een soort evolutie voltrokken in het landelijk gebied, of beter gezegd een metamorfose. Het platteland is van de traditionele productieruimte van de landbouw omgetoverd tot een multifunctionele consumptieruimte voor de stedeling. Kortom: de burger of de consument is nu het richtpunt in het landelijk gebied.
Die democratisering van de natuur, of beter gezegd het besef dat natuur een consumptiegoed is, is recent ingedaald in de burelen van politiek Den Haag. ‘Mensenwensen’ werd als toverwoord gelanceerd. Toch is de praktijk van alledag nog niet echt veranderd. Het beleidsveld recreatie valt nog steeds onder een andere directie van het ministerie van LNV dan het beleidsveld natuur, en toerisme is grotendeels het werkveld van het ministerie van Economische Zaken. En in de praktische, alledaagse werkelijkheid van natuurbeschermers en recreatieondernemers is de scheiding tussen natuur en recreatie niet kleiner.
Natuurlijk is er vooruitgang geboekt. De boswachter is niet langer de gesloten, met knickerbockers uitgeruste buitenmens. In natuurgebieden van Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten leggen gedreven oud-onderwijzers uit hoe de natuur wordt beheerd en waarom. En VVV-Arnhem maakt reclame voor een nieuw type boswachter, de Veluweranger: ‘Veluwerangers zullen bezoekers van het Veluwe-paviljoen op een onderhoudende manier laten kennismaken met de Veluwse natuur’. Ook de campinghouder wil niet simpelweg meer ruimte, maar zoekt bij de uitbreiding van zijn bedrijf advies van ecologen, en maakt zich sterk voor een duurzaam en milieuvriendelijk gebruik van de omringende natuur.
Duidelijk is dat met de toenemende inbreng van de mondige burger zowel de politiek, het beleid als de ondernemers het spoor bijster zijn. Zo lijkt het natuurbeleid nog steeds te veel bepaald door ecologen en andere mensen die veel hebben met hoogwaardige natuur. Recent onderzoek van sociaal geografe Tialda Haartsen van de Universiteit Groningen toont aan dat de beeldvorming over het platteland meer bepaald wordt door de beelden die beleidsmakers, politici en wetenschappers ervan schetsen dan van de werkelijkheid. Econometriste Helena Berends van Alterra berekende dat bij de onderzoeken naar de natuurwensen van Nederland, het grote project Operatie Boomhut van het ministerie van LNV, alleen deze elite wordt gehoord. En recreatieonderzoeker Janine Caalders stelt in haar dissertatie dat de toeristische sector in het landelijk gebied vaak het ondergeschoven kindje is, mede dankzij de gebrekkige organisatie en de naar binnen gerichte houding van de sector zelf.
Het zicht op wat de burger wil is, sinds twintig jaar geleden de ecologen de alleenheerschappij over natuur naar zich toe trokken, ook verminderd. De mensen die het over de natuur voor het zeggen hebben, die fysiek en feitelijk bepalen welke vormen van natuur worden behouden en ontwikkeld, hebben weinig zicht op de wensen van het volk ten aanzien van diezelfde natuur. Dat is natuurlijk niet zo verwonderlijk. Grote ijsjesfabrikanten hebben nog altijd veel moeite om het juiste publiek voor het juiste ijsje te vinden, en autodealers hebben weliswaar databestanden waarin ze hun klanten tot op de postcode in allerlei demografische aspecten kunnen analyseren, maar dat betekent nog niet dat ze weten welke auto mensen willen kopen.
Dat is namelijk het probleem van de democratisering van de natuur. Er is na de alleenheerschappij van de ecoloog een leegte ontstaan waarin alles mogelijk is. Want wie heeft nu gelijk over de Posbank? De ecoloog of de recreant? Beiden en geen van beiden, zouden wij zeggen. De ecoloog en de recreant twisten over het feit dat het ecologisch meest waardevolle stukje Posbank tegelijkertijd ook toeristisch de meeste waarde in zich bergt, maar het zijn maar twee van de vele verhalen die over de Posbank verteld kunnen worden. Zo organiseerden omwonenden zich in het Overkoepelend Comité Posbank (OCP), in eerste instantie om de wegafsluiting voor gemotoriseerd verkeer tegen te gaan, later om hun eigen wensen en genoegens aan de beheerders van Natuurmonumenten duidelijk te maken. En daarnaast is er nog de eenzame mountainbiker die de heide van de Posbank gebruikt als decor voor zijn lichamelijke uitputtingsslag, de vogelaar die soorten wil scoren, of de vlinderliefhebber op zoek naar een speciale soort. Onder de natuur ligt bovendien ook nog een verhaal verscholen, het verhaal van de schrale landbouwgronden met wildwallen en een holleweg waar de boswachter mooi over kan vertellen.
Zo zijn er eindeloos veel verhalen die allemaal hun eigen juistheid en waarde hebben. Dat is onbevredigend maar veelzeggend, want daarmee is het debat over de natuur van Nederland veranderd van een ecologisch debat naar een vraagstuk over de waarden en normen die mensen verbinden aan natuur. Mensen verlenen natuur een betekenis middels hun activiteiten. De vogelaar beweegt zich met een grote kijker en praktische kleding door de natuur op zoek naar nieuwe soorten voor zijn jaarlijst. De langeafstandswandelaar loopt wandeletappes van meer dan veertig kilometer door stad en land. Een ouder paartje fietst zondagmiddag een uurtje rond over de Rijndijk, en geniet van het ritje met de pont. En de Marokkaanse familie picknickt met eigen eten in het Vondelpark, terwijl ze kijken naar de skaters op de paden en de stedelijke zonaanbidders op het gras. Vanuit die activiteiten ontstaan waarden die mensen hechten aan natuur.
Willen we de Nederlandse natuur ook de natuur van de Nederlanders maken, dan moeten we leren luisteren naar de verhalen van al deze mensen. De tijd is gekomen dat politici, beleidmakers, wetenschappers, maar ook ondernemers zich meer interesseren voor wat het volk, de recreant, van de natuur in Nederland vindt.
Dat klinkt erg democratisch, maar is tegelijkertijd problematisch. Want wie is die recreant? Het antwoord op die vraag ligt besloten in de gevleugelde uitspraak van Evelyn Waugh: “The tourist is the other fellow”. Net als de toerist is de recreant is ook altijd die ander. Niemand voelt zich recreant, en niemand identificeert zich als recreant. Niet voor niets dat de recreatie een zo ongrijpbaar en onindeelbaar beleidsveld is. Het is moeilijk grip te krijgen op een doelgroep, laat staan op een aantal verschillende doelgroepen, als die doelgroep zich niet als zodanig wil identificeren. Telkens blijkt de recreant weer iemand anders dan men dacht. En telkens weer wordt natuur op een andere manier door hem geïnterpreteerd.
Toch is er een overeenkomst tussen al die verschillende recreanten in het landelijk gebied, en dat is hun liefde voor de natuur. Natuurlijk, bij iedereen wordt de liefde anders verteld, bij iedereen heet de natuur anders, maar toch is die liefde een goed uitgangspunt om de relatie tussen natuur en recreatie of tussen de ecoloog, de recreant en de toerist nader te duiden. Dat kunnen we doen door een vergelijking te maken van de houding die mensen aannemen tegenover natuur met de opeenvolgende fasen in de liefde, namelijk de flirt, de aanspraak, het afspraakje, de verliefdheid, en ten slotte de vaste relatie. In die vijf verschillende fasen varieert de individuele beleving telkens, en is de houding die mensen aannemen tegenover hun geliefde telkens anders gedefinieerd.
De flirt is vrijblijvende hofmakerij. Flirters staan open naar andere mensen, maar slechts in beperkte mate. Echt serieus bedoelt de flirter het nafluiten van mooie benen of het naroepen van een lekker kontje niet. Flirten is amusement, een spel dat mensen even buiten het alledaagse brengt, het is een show voor de flirter zelf, degene die nagefloten wordt maar ook voor het omringende publiek. Daarom zit er weinig echt spannends aan, maar ook niet echt iets bedreigends. De grenzen aan het betamelijke zijn duidelijk, en de flirt is meestal bedoeld als een openbare uiting van eigendunk, bravoure en bewondering.
Natuur is een prachtige omgeving om te flirten, om aan anderen te tonen wat je waard bent in de openbaarheid. Op het strand showen jongens en meisjes hun lichaam, paartjes flaneren in het park, en mountainbikers tonen hun uithoudingsvermogen in het bos. De omgang met de natuur is net zo vrijblijvend als het flirten zelf. Mensen zoeken amusement, en de omgeving moet navenant gezellig zijn. Dat betekent strandtenten en vooral zon op het strand, een hotdog en een blikje cola in het park, en zo nu en dan een vos op het rulle pad van de mountainbiker. Er worden geen ecologische eisen gesteld aan de natuur, het moet gewoon een gezellige en groene openbare ruimte zijn. In de activiteit zit de prikkeling.
Wie aanspraak zoekt, zoekt afleiding. Aanspraak betekent iets onverwachts, het is het vrijblijvend aftasten van elkaar. Er is durf voor nodig om aanspraak te maken, en er is lef nodig om die aanspraak te durven aanvaarden. Wat dan ontstaat is een plotselinge verkering die tegelijk een onvoorziene en onduidelijke claim is. De jongen die het meisje aanspreekt wil meer, maar zelfs als het meisje iets terug zegt, blijft het een spel van aftasten van wat mogelijk en onmogelijk is, wat gewenst en ongewenst. Het is een spel van een onvermoed maar welwillend aanvaard opdoemen van allerlei rechten en plichten. Het meisje en de jongen zijn ontdekkingsreizigers van hun eigen waarden en normen, van hun eigen belevingswereld, en hoe die passen bij die van de ander. Maar vrijblijvend blijft het.
Bij die ontdekkingstocht is de omgeving niet meer dan het decor waarin mensen een korte tijd kunnen ontsnappen aan het gewone leven. Mensen verwachten dan ook niets van de natuur die ze bezoeken, behalve rust en openheid. Mensen willen er even uit, een frisse neus halen, en als ze in het voorbijgaan een buizerd zien of van een mooi uitzicht kunnen genieten is dat alleen maar meegenomen. De aanspraak die mensen maken op de natuur is puur het claimen van rust; in ruil daarvoor willen ze zich graag onderwerpen aan regels die er aan hen gesteld worden door bijvoorbeeld terreinbeheerders. Wandelen over gemarkeerde natuurpaden is een voorbeeld of fietsen over de fietspaden op de heide.
Een afspraakje betekent interesse. Het is een overeenkomst, er wordt iets vastgelegd, en daar houdt men zich aan. Mensen gaan met elkaar uit eten, naar de film, in de verwachting dat ze elkaar tijdens die afspraak zullen vinden en herkennen. Het is geënsceneerd, door beiden en voor beiden, geïntrigeerd als beiden zijn in het beeld dat ze van elkaar hebben en de verhalen die ze elkaar vertellen. In een afspraakje wordt de aanvankelijke verleiding die mensen voor elkaar voelen gekanaliseerd in een prikkelend samenzijn met onzekere uitkomst. Het doel van de prikkeling is een gelijkwaardig prettig gevoel, het samensmeltende idee dat beiden zich tevreden tonen over de film, het eten en het gezelschap. Maar dat lukt natuurlijk niet altijd.
Mensen kunnen ook een afspraakje maken met de natuur. Mensen worden met verhalen gemobiliseerd om kennis te maken met natuur. Zo is het Fochtelooërveen voor de argeloze bezoeker een relatief betekenisloos, open en drassig landschap. Maar mensen die op de televisie hebben gezien dat er kraanvogels broeden, worden geprikkeld voor een bezoekje. De interesse die ze tijdens het bezoek tonen, leert hen dat het Fochtelooërveen een van de weinige hoogveengebieden is van Nederland, en de plaggen die duidelijk zichtbaar in het landschap liggen, doen denken aan de beschrijving die Thomas Rosenboom gaf van veenarbeiders in zijn boek ‘Publieke werken’. Zo worden mensen verleid door de verhalen die het gebied in zich berft, en groeit het bezoek voor de geïnteresseerden uit tot een wederzijdse aftasting tussen mens en natuur.
Verliefdheid is de sublieme spanning, het ligt op de grens tussen pijn en geluk. Verliefde mensen raken vervuld van een sterk verlangend maar onrustig makend gevoel, ze worden overheerst door een magnetisch en onregelbaar gevoel van aantrekking en afstoting. Maar ze moeten er wel voor open staan. Als dat gebeurt lijken verliefde mensen deel van elkaar te willen uitmaken, ze willen samen een zijn.
Verliefd worden op natuur kan ook, of je nu ecoloog bent of niet. Het zijn de zeldzame momenten dat de bezoeker een sublieme ervaring doormaakt, de momenten dat je als mens dat overweldigende gevoel krijgt dat je deel uitmaakt van een groter geheel dat adembenemend en nauwelijks te bevatten is. Het plotselinge uitzicht vanaf een berg of heuvel, de enorme schittering en stilte van de sterrennacht, de golvende zee geelbloeiende zonnebloemen in de felle zon, de uitgestrektheid van de woestijn, of de geuren en klanken van de tropen. Het zijn momenten waarop mensen pijnlijk voelen dat onderdeel uitmaken van de natuur, maar dat tegelijkertijd de afstand met die natuur oveweldigend groot is. ‘Love hurst’, zong glitterrockband Nazareth terecht.
De vaste relatie is de institutionalisering van de liefde. Tussen man en vrouw ontstaan vaste conventies, zoals ontbijtrituelen, een regelmatig seksleven, een verzameling van veelgebruikte kooswoordjes en ingebakken ergernissen. Er ontstaat een routine die makkelijk tot sleur wordt, maar tegelijkertijd zet de diepere liefde zich vast in beide geliefden. De ander wordt gekend, vertrouwd en geliefd, ook in de meest ontluisterende momenten. Man en vrouw horen dan ook bij elkaar, ze zijn elkaars eigendom, en ze leveren strijd met mensen die dat durven te betwisten.
Mensen die dagelijks hun hond uitlaten in een park, een bos of een uiterwaard gaan een vaste relatie aan met die natuur. Ze kennen na al die jaren alle paadjes, alle struiken, en wellicht zelfs de vogels die elk jaar terugkomen. Die relatie kan zich zo verdiepen dat mensen ook de cultuurhistorische en ecologische geheimen van het gebied willen weten. Mensen eigenen het stuk natuur toe door hun dagelijkse omgang met het gebied of door het opdoen van specifieke historische of ecologische kennis over het gebied. Het gebied is van hen, en elke ingreep van buiten wordt als een persoonlijke aanval gezien. In bredere zin zien we dat bij ecologen terug. Die zijn vertrouwd met natuur, ze kennen de nukken en de imperfecties, maar houden de schat het liefst voor zichzelf.
De vaste relatie met de natuur is de grondslag voor de vele machtsstrijden die spelen rond natuurgebieden. Op de Posbank hebben we de ecoloog, de dagrecreant, de boswachter, de omwonenden, de automobilist, de motorrijder, de mountainbiker, de vogelaar, de hobbyist met zijn modelvliegtuigje, enzovoorts. Het zijn jaloerse echtgenoten die anderen ‘hun’ natuur niet gunnen. De verhalen die ze vertellen over hun dagelijkse of wekelijkse omgang met die natuur zijn de wapens in de liefdesstrijd. Emotie is de drijfveer; de ratio is daaraan ondergeschikt.
De vijf fases in de liefde die we hierboven noemen – de flirt, de aanspraak, de afspraak, de verliefdheid en de vaste relatie – zijn niet toevallig gekozen. Ze sluiten aan bij de ervaringswerelden die de Britse socioloog Erik Cohen al in 1979 koos om de verschillende ervaringen van toeristen in te kunnen delen. In de afgelopen decennia is deze typologie in Wageningen toegepast op de recreatie in het landelijk gebied. Daaruit komen vijf ervaringswerelden voort met als kernwoorden amusement, afleiding, interesse, vervoering en toewijding. Het zijn eigenlijk verschillende stadia en intensiteiten van de manier waarop mensen tegen hun wereld aankijken.
Diezelfde ratio maakt het voor mensen met meer afstand tot de alledaagse werkelijheid – wetenschapper, beleidmakers, politici – aantrekkelijk om de verschillende houdingen ten aanzien van natuur die uit deze analogie voortvloeien, praktisch in te zetten voor de inrichting en het beheer van de Nederlandse natuur. Dat is zeker mogelijk, want in de vijf ervaringswerelden zijn duidelijk de glijdende schalen zichtbaar van de verschillende manieren waarop mensen omgaan met natuur. De manier waarop natuur wordt ervaren is telkens afhankelijk van een ingewikkelde balans tussen openbaar en individueel, spanning en beheersing, vrijblijvendheid en verplichting, verrassing en voorzienigheid, vlakheid en diepte of echt en gekunsteld. Zo is de flirt met natuur een openbaar gebeuren, met vrijblijvende spanning, een voorziene verrassing met een vlakheid die echt overkomt. De verliefdheid daarentegen is vooral individueel, het is een spannende beheersing, verplichtend en verrassend, zeer diep en zeer echt.
Daardoor wordt het verleidelijk om de vijf ervaringswerelden in de inrichting en planning van de natuur te gebruiken als een soort receptenboekje met panklare oplossingen voor de mensenwensen ten aanzien van natuur. Dat is onzin. Een snufje flirt, een theelepeltje afspraak en een pond vaste relatie is geen waarborg voor een goede mensennatuur. Er zijn echter voldoende voorbeelden om aan te geven dat de manier waarop ondernemers, natuurorganisaties en overheden proberen natuur en mens te combineren lang niet altijd goed is voor de natuur of voor de mens. In het kloeke boek ‘Pret – Leisure en landschap’ van NRC-journaliste Tracy Metz zijn zonder moeite honderden vormen van vermaak te vinden waarin natuur eendimensionaal tot attractie is omgetoverd, of het nu gaat om lopen door de kronen van de bomen, het fietsen langs de forten van de vele waterlinies, het raften in de Ardennen, of het wandelen langs met gekleurde paaltjes afgezette routes.
Het voorbeeld van de Posbank laat zien dat er alleen al op dat kleine postzegeltje natuur tot wel tien soorten verschillende verhalen over natuur gebezigd worden, als drijfveer om met natuur bezig te zijn, maar ook als verantwoording voor de manier waarop men met die natuur bezig is. Zoals gezegd moeten wetenschappers, beleidmakers en politici leren luisteren, juist naar die enorme variatie aan verhalen die er leven onder de Nederlandse bevolking. Het gaat ons om de variatie, en daarvan is zowel qua natuur als qua natuurbeleving voldoende voor handen in Nederland. Want ondanks de hoge bevolkingsdruk hebben we nog steeds veel natuur die zelfs in Europees opzicht ecologisch interessant is. Bovendien is er nergens in Europa op zo’n klein oppervlak zo’n grote ecologische en landschappelijke diversiteit te vinden. Die diversiteit staat borg voor een even grote, en zo niet grotere, variatie aan beleving.
Nederland is een hoog verstedelijkte maatschappij met een hoge biodiversiteit, maar nergens in Nederland vinden we de werkelijk enorme bevolkingsdruk zoals in New York of Londen of de echte ongerepte natuur zoals in de Amazone of de Rocky Mountains. In de natuur is overal de hand van de mens zichtbaar, maar in de stad is overal de hand van de natuur zichtbaar. Dat moet hoop geven, als we maar durven om niet al te eendimensionaal – ecologisch, cultuurhistorisch, landbouwkundig, recreatief, toeristisch, economisch – met die historisch gegroeide samenvlechting van stad en natuur om te gaan. Het gaat er daarbij volgens ons om dat er in eerste instantie meer wordt geluisterd en gekeken naar wat mensen in natuur zoeken. De hierboven uiteengevouwen vijfdeling in soorten liefde en ervaringswerelden zou wat ons betreft een geschikt analysekader zijn om te komen tot een soort beleidsmarketing. Zodat bestuurders gestructureerd leren luisteren naar de burgers.