De Veluwe is een bedrijf

Het boek Wild van economie gaat niet alleen over wild, maar eigenlijk meer over de economisering van de natuur, en de problemen die dat veroorzaakt. Want, merken de auteurs in hun inleiding terecht op, de economie is gericht op groei terwijl het leven en dus de ecologie cyclisch is. “Biologisch en energetisch is het immers onmogelijk oneindig te groeien.” In het boek berekenen vier onderzoekers voor dat het wild in de Veluwe zo’n honderd miljoen euro aan inkomsten kan opleveren, terwijl er in de media vaak alleen maar aandacht is voor de twee miljoen euro die het Faunafonds uitkeert ter compensatie van de schade die wilde zwijnen en herten veroorzaken.

Nieuwe Veluwe, december 2012

Wild van economie

Het boek is geschreven door Tom Bade en vier van zijn collega’s bij het door hem opgerichte onderzoeksbureau Triple E. Bade is niet onomstreden. Zijn idee dat natuurgebieden geld opleveren, doet bij veel ecologen de haren recht overeind staan. Want wat gebeurt er als je de intrinsieke waarde van de natuur in geld probeert uit te drukken? Critici hebben er duidelijk moeite mee om de cyclische ecologie in op lineaire groei gerichte economische kenmerken uit te drukken. Bade en zijn medeauteurs benadrukken overigens in het boek dat ze zich vooral richten op de economische baten van wild, niet de economische waarde.

Duidelijk is dat Bade en zijn collega’s een missie hebben. De eerste zinnen van het boek lijken wel een provocatie. “Economie is ecologie, maar dan verkeerd gespeld. Wij hebben ons als mens buiten het aardse ecosysteem geplaatst, omdat wij dan anders zijn dan de rest. Beter gezegd: we hebben de economie uitgevonden omdat we daarmee duidelijk maken dat we beter zijn dan de rest van het dierenrijk.” Ook in de rest van het boek staat stevige taal, en dat maakt dat het boek prikkelend en ook zeer leesbaar is.

Natuurgebieden zijn in Wild van economie bedrijven. Naast de Veluwe rekenen de auteurs ook ook de economische betekenis door van het zeehonden in de Waddenzee, de reeën en damherten in de Kop van Schouwen en de Manteling van Walcheren, de bevers in de Biesbosch en de Gelderse Poort en de otters in de Weerribben en de Wieden. Dat zijn allemaal zeer gemengde bedrijven. Het gaat niet zozeer om de economische baten van een rotte wilde zwijnen, maar juist om de indirecte baten van bedrijvigheid in en rondom de natuurgebieden, waarvan zowel bedrijven als bewoners profiteren.

“Het is duidelijk dat het tijd wordt dat de discussie rond het wild eens een andere vorm krijgt”, concluderen de schrijvers aan het eind van het boek. “Het aantal jagers neemt af, het aantal wildkijkers neemt toe en de baten uit het wild kijken zijn hoger dan de schade en de baten uit de jacht.” Dat lijkt mij stof tot nadenken, zeker nu de discussie rondom het wild in de Oostvaardersplassen opnieuw tot leven komt. Daar leven edelherten die ouder zijn en grotere geweien hebben dan die in de Veluwe, aantrekkelijker voor de wildkijker, maar waarschijnlijk minder goed zichtbaar. De Veluwe heeft tot nu toe dus een economisch voordeel. Overigens concluderen Bade en zijn collega’s dat wild kijken en wild schieten best naarst elkaar kan. Onduidelijk blijft wel hoe we de Veluwe als zodanig moeten exploiteren. Daarvoor heb je ondernemers nodig, geen ecomomen.

Tom Bade, Reinier Enzerink, Berend van Middeldorp en Gerben Smid, Wild van economie – Over de baten van bronst, burlen en andere beestachtige belevenissen, KNNV Uitgeverij, ISBN 9050113434, 19,95 euro.