De einder groen, de ruimte gratuit

Turnhout is een onopvallende stad in het centrum van de Belgische Kempen. Grappig genoeg is juist in het meest groene deel van het stadscentrum af te lezen waarom deze veertigduizend inwoners grote nederzetting al achthonderd jaar een stad is. In de groene lusthof van de Warande staat namelijk het kasteel van de Hertogen van Brabant die Turnhout in 1212 stadsrechten verleenden. Behalve het kasteel – nu het stadshuis is van de zelfbenoemde hoofdstad van de Kempen – staat hier ook het daarmee detonerende betonnen Cultureel Centrum uit 1972, dat Turnhout tot cultureel centrum maakte van de regio.

Blauwe Kamer 1 2013

Turnhout 1212-2012 geeft op een bescheiden wijze een mooi overzicht van de stedenbouwkundige en architectonische geschiedenis van Turnhout. In een tiental ‘cases’ wordt de lezer meegenomen in de historie van verschillende plekken van de stad, waaronder de al sinds 1338 als zaterdagmarkt dienstdoende Grote Markt, de kanaalzone, het station of de vooroorlogse verstedelijking en de aanleg van de snelweg E43. Telkens wordt van zo’n plek de ontwikkeling geschetst die vorm kreeg door de aanleg van infrastructuur – kanaal of spoorlijn –, economische interventies – de vestiging van de papierindustrie en het leger –, of de bouw van nieuwe woonwijken.

Turnhout 1212-2012 is een boek met zelfwaardering, over bijvoorbeeld de voorbeeldfunctie als prototype van cultureel centrum van het Cultureel Centrum, oog voor de geschiedenis, bijvoorbeeld bij de opkomst en neergang van de belangrijke papierindustrie, en weinig opsmuk, duidelijk zichtbaar in de foto’s die het mooie laten zien maar het lelijke niet verhullen. Ook zelfkritiek wordt niet geschuwd. Sterker nog, de beschrijving van de aanpak van de stadsuitbreidingen buiten de stadsring richting de nieuwe snelweg E43 in de jaren zeventig, waarbij het zicht op het riviertje de Aa compleet achter hekken en villa’s verdwijnt, is zelfs erg scherp. ‘De einder is groen, de ruimte gratuit’, concludeert de auteur.

Turnhout 1212-2012 – 800 jaar stad maken in de Kempen, Brepols, ISBN 9789056220693, € 27,36

Praktisch dromen

Er wordt veel gesproken over het tijdelijk gebruik van plekken in de stad, vaak om een stad efficiënter te gebruiken en ondernemerschap te stimuleren. Maar al in de introductie van het boek Urban Catalyst wordt duidelijk dat stadsbestuurders geen dollartekens in de ogen moeten krijgen en denken dat het tijdelijk gebruik van stedelijke ruimtes een lekkere oppepper is voor de creatieve economie. ‘Tijdelijk gebruik onderbrengen onder de noemer “creatieve economie” betekent ook dat alleen de ondernemende tijdelijke gebruikers erkend en ondersteund worden. Maar efficiency is niet het doel van alle tijdelijke gebruikers.” Het geeft maar aan dat de auteurs best willen dromen over de nieuwe trend van tijdelijk gebruik, maar vooral aangenaam praktisch blijven.

Blauwe Kamer 1 2013

Urban Catalyst

Een internationale club architecten en stedenbouwkundigen verenigde zich in 1990 al onder de noemer Urban Catalyst om het tijdelijk ruimtegebruik in steden te onderzoeken. Toen was er nog nauwelijks aandacht voor dit, tegenwoordig best modieuze, fenomeen. Het boek Urban Catalyst is een weerslag van twee decennia studie, waarin het collectief enkele misvattingen wil weerleggen maar vooral een analyse presenteert van de ‘patronen van het ongeplande’ en de ‘potenties van het informele’, wat eigenlijk al aangeeft dat het voor de toekomstplannen van stadsbestuurders weinig planvorming te bieden heeft. De auteurs beschrijven een tiental ongeplande vormen van tijdelijk ruimtegebruik, zoals de reizende dansclub Club WMF in Berlijn, het tijdelijke museum Stedelijk CS in Amsterdam en de wekenlang durende bezetting van het Onafhankelijkheidsplein in Kiev die leidde tot de Oranjerevolutie in de Oekraïne.

Toch is er voor de goedwillende stadsbestuurder voldoende te beleven in Urban Catalyst, want meer dan een derde van het boek is gevuld met strategieën voor actie. Hoewel de hoofdstukken daarover nogal vage managementtitels dragen – Enable, Initiate, Claim, Coach, Formalize, Exploit – die samen een plan van aanpak vormen, duiken de auteurs ook daar de praktijk in. Onder de kop Initiate staat bijvoorbeeld hoe bewoners in Hamburg uiteindelijk Park Fiction wisten mogelijk te maken. Exploit beschrijft hoe in Amsterdam de oude NDSM-werf tot cultuurplek werd omgetoverd, en hoe guerrillastores vanaf 2004 de binnenstedelijke leegstand benutten en exploiteren. Die praktische insteek maakt Urban Catalyst tot een rijk boek, dat alle stedenbouwkundigen als uitgangspunt voor tijdelijk gebruik kunnen oppakken. En stadsbestuurders natuurlijk ook.

Philipp Oswalt, Klaus Overmeyer, Philipp Misselwitz, Urban Catalyst – The Power of Temporary Use, DOM Publishers, ISBN 9783869222615, € 38,– 

Stadslandbouw vergt integratie

Stadslandbouw is een – niet zo’n – nieuwe trend in de stedenbouw. In steden als Rotterdam en Arnhem zijn stedelijke plekken geannexeerd door guerrilla gardening door enthousiastelingen die een economische, sociale, culturele en duurzame toekomst zien in landbouw in de stad. De reacties zijn wisselend, van een cynisch afwijzen van de stadslandbouw omdat die geen rol van betekenis speelt in de voedselvoorziening tot een idealistische hoop dat diezelfde stadslandbouw de stad economisch, sociaal en cultureel versterkt.

Landwerk, februari 2013

Urban Agriculture

Graciela Arosemena noemt de voordelen in haar boek Urban Agriculture nog maar een keer op: stadslandbouw is productief, het is groen, het verzorgt stedelijke structuren, het is milieuvriendelijk en het brengt mensen tezamen. Maar dat is niets nieuws. Wel nieuw is de stedenbouwkundige analyse die ze maakt hoe stadslandbouw past in de stad en in gebouwen, en wat dat betekent voor de manier waarop we naar een stad kijken. De Panamese architect promoveerde op dit onderwerp in Barcelona, om maar even aan te geven hoe internationaal het onderwerp stadslandbouw speelt. Dat blijkt ook uit de voorbeelden die Arosemena geeft: Wenen, Toronto, Havana, Rosario, Barcelona en Girona.

Willen we de voordelen van stadslandbouw in de stad werkelijk ervaren, stelt Arosemena, dan moeten we de stadslandbouw als een integraal systeem opnemen in de stad. Daarvoor is alleen een stedenbouwkundige analyse van die stad niet voldoende, er moet ook gekeken worden naar de productie en consumptie van voedsel in de stad, inclusief zaken als transport en afvalverwerking. Vervolgens kan de bestaande stedelijke morfologie geanalyseerd worden om te zien welke interventies mogelijk zijn op open plekken in de stad, of een plek bijvoorbeeld compact, planmatig en precies of juist uitwaaierend, intuïtief en open kan worden ontwikkeld. Arosemena werkt dit idee ook verder uit voor gebouwen. Duidelijk is wel: het productieve groen van de stadslandbouw vergt een meer integrale planning dan wonen of werken.

Graciela Arosemena, Urban Agriculture – Spaces of Cultivation for a Sustainable City, Gustavo Gili, ISBN 9788425224232, 29,50 euro