Randstad als ecologische zone?

Het is vaker gezegd over de Randstad: ‘Voor de internationale zone van Nederland is één ruimtelijk plan voor de komende vijftig jaar nodig. Het gebied valt nu onder elf gemeenten, vier stadsregio’s en twee provincies, terwijl de meeste infrastructuur in beheer is bij de rijksoverheid.’ Communicatiedeskundige Pieter Maes schrijft het op in zijn prettig leesbare boekje De poldermetropool. Daarin schetst hij in het kort de geschiedenis van de Randstad als samenhangende metropool in het internationale speelveld.

Blauwe Kamer 2 2013

Maes begint zijn geschiedenis van de Randstad met de jaren zestig, toen het begrip ‘Randstad’ wetenschappelijk werd gemunt door de Britste geograaf Peter Hall die in zijn boek The World Cities de kwaliteiten van de verzameling steden vergeleek met die van Londen en Parijs. In de halve eeuw sindsdien lijkt vooral de economie de stuwende kracht achter de grote ruimtelijke veranderingen die plaatsvinden. Steden groeien uit tot financiële, dienstverlenende, industriële, wetenschappelijke of andere economische clusters die met elkaar verbonden zijn via een zo hoogstaande logistiek dat het concept van Schiphol een exportproduct is geworden. Het groen biedt een aantrekkelijk vestigingsklimaat.

Zo legt Maes trefzeker de zere vinger op hetgeen de Randstad tot een geheel maakt, namelijk dat er helemaal geen eenheid is. De Randstad is een verzameling steden die in concurrentie met elkaar proberen te groeien, en daarvoor grotendeels afhankelijk zijn van macro-economische ontwikkelingen. Desondanks heeft die verzameling een enorme potentie als internationaal belangrijke metropool met een groen hart.

De poldermetropool is geen visionair boek, maar Maes maakt een uitzondering voor Maarten Hajer. De directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving ziet de Randstad als ecologisch ontwikkelingsgebied, met milieuvriendelijke logistiek, productie en kennisontwikkeling. Dat is wel nieuw. Ik had Maes daar graag wat meer onderzoek naar zien doen.

Pieter Maes, De poldermetropool – Wat iedereen moet weten over de Randstad. nai010 uitgevers, ISBN 9789462080478, € 19,50 

Schuivende politieke panelen

‘Dit project illustreert de paradox van gebiedsontwikkeling en de noodzaak van nationaal beleid: aan bottom-up initiatief mankeert de juiste schaal; ontwerpen op grotere schaal en langere termijn ontberen politiek draagvlak. In onze gedecentraliseerde ruimtelijke ordening was voorheen nationale financiering het smeermiddel om tot regionaal draagvlak te komen. Maar die tijd is voorbij.’

Blauwe Kamer 3 2013

Deze conclusie over het wel en wee van een ontwerpstudie naar de Rijn-Maasdelta is typerend voor Nederland projectenland. In dat boek worden ontwerpstudies beschreven van zeven ‘nationale projecten’: Rotterdam-Zuid, Olympische steden, Making Almere, Rijn-Maasdelta, Stadscentrum Zuidas, het Metropolitane Landschap en Knooppunten. In al die projecten spelen de politieke panelen die de afgelopen jaren zijn gaan schuiven tegen de achtergrond van de economische en misschien ook wel politieke en culturele crisis.

Mensen die een deja vu denken te ervaren, hebben gelijk. De zeven projecten werden vorig jaar tijdens de vijfde Architectuurbiënnale tentoongesteld. Maar het boek laat meer dan de expositie zien hoe het snel veranderende politieke speelveld zijn weerslag heeft op plannenmakerij en ontwerpstudies. Want ontwerpend onderzoek in een politieke context, en dat is wat de zeven projecten kenmerkt, lijkt wel op stroomopwaarts roeien op een rivier die telkens zijn loop verandert. De grote vraag is of er ook daadwerkelijk een opdrachtgever zal komen. En dan stel je al snel vraagtekens bij het vele werk dat wordt verricht. Nog een conclusie, naar aanleiding van Making Almere: ‘Weliswaar wordt het project inhoudelijk verrijkt, wanneer niet gevolgd door daadwerkelijke actie, loopt het het risico een theoretische oefening te blijven.’ Het is een onzekere wereld voor ontwerpers.

Nederland projectenland. Uitgeverij 010, ISBN 9789064507885, € 24,50

Amstelland werd Amstelscheg

Amstelland is een van de bekendere ‘groene scheggen’ in de verstedelijkte regio van Amsterdam. Groen is in dit opzicht een relatief begrip, want mensen uit Oost-, Zuid- of Noord-Nederland zouden zich in dit gebied nogal ongemakkelijk voelen vanwege alle bebouwing en infrastructuur. Toch is dat groen de reden dat er nu een prachtig geschiedenisboek is over Amstelland met prachtige historische kaarten: Atlas Amstelland. Historici beschrijven hoe het veen ontgonnen werd, hoe de bodem daardoor daalde en de Amstel werd bedijkt, hoe Ouderkerk het bestuurscentrum werd en hoe de dynastie van de Heren van Amstel zich er vestigde.

Landwerk 3, Blauwe Kamer 3 2013

Atlas Amstelland toont ook belangrijke delen van de geschiedenis van Amsterdam, maar dan vanuit het omgekeerde perspectief van het platteland dat langzamerhand steeds meer bebouwd wordt. De belangrijkste reden dat Amstelland nog zo groen is, is natuurlijk de planologische en stedenbouwkundige beslissing om rond Ouderkerk geen uitbreiding van de steden Amsterdam en Amstelveen te bouwen. Amstelland werd ‘de Amstelscheg’, en het platteland werd integraal onderdeel van de stedelijke planning. Eigenlijk is dat wel het meest bijzondere facet in de rijke geschiedenis van deze regio.

Het mooie is dat dit terug te vinden is in het landschap. In het boek staat een kaart met alle cultuurhistorische relicten in Amstelland, en daarop staan tal van molens, bruggen, sluizen, schansen en werven. Nu is Amstelland een officieel groengebied, en voor de komende twee jaar staan er allerlei werkzaamheden op de agenda. Er komen ‘fiets- en wandelpaden, een natuurvriendelijke oever, een schoonwaterproject, een weidevogelvriendelijk gebied, aanlegsteigers in de Amstel en meer’.

Atlas Amstelland – Biografie van een landschap, Thoth, ISBN 9789068686074, 34,50 euro

Departement ‘Tijdelijke Ordening’

Vier Arnhemmers – de architecten Peter Groot, Steve Swiggers en Edwin Verdurmen en adviseur Christiaan Holland – hebben zich verenigd in het Departement Tijdelijke Ordening om een netwerk op te zetten van enthousiaste en creatieve stedelingen die tijdelijk gebouwen, straten en pleinen leven weten in te blazen met clubs, tuinen, concerten of restaurants. Eigenlijk werken ze daarmee geheel volgens de lijn die de auteurs van Urban Catalyst volgen, namelijk inventariseren welke plekken in de stad niet gebruikt worden, aan welke gebouwen of plekken behoefte is voor nieuwe initiatieven, en vraag en aanbod bij elkaar brengen.

Blauwe Kamer 1 2013

Departement Tijdelijke Ordening

De vier hebben onlangs een klein boekje gelanceerd, waarin ze de filosofie uitleggen aan de hand van voorbeelden in Arnhem. Ook hebben ze op www.transitiekaart.nl in Arnhem al 36.035 vierkante meter in negentig leegstaande locaties weten op te sporen, en zestig projecten die van zulke locaties gebruikmaken. Arnhem heeft de al snel bekende en geliefde initiatieven Roof Garden Arnhem – een mobiele en publieke zomertuin op het dak van een parkeergarage –, Dynamic Food – een tijdelijk restaurant in leegstaande winkelpanden –, en Showroom Arnhem – een onveilige onderdoorgang die tot cultureel verzamelpunt is omgetoverd.

Groot, Swiggers, Verdurmen en Holland spelen in op de leegstand, maar ook en vooral op de enorme dynamiek en potentie in een stad als Arnhem. Dat twee studenten zonder geld bij de Korenmarkt de tijdelijke dansclub Popupklup hebben weten te realiseren, komt vooral door de tachtig vrijwilligers die daaraan vol enthousiasme meedachten, -werkten en -bouwden. Het boekje Departement Tijdelijke Ordening geeft een mooi overzicht van die projecten en een duidelijk beeld van een heldere strategie om leegstand om te zetten in stedelijke vernieuwing, en is een goed voorbeeld voor andere steden.

Transitieteam, Departement Tijdelijke Ordening, € 5,– (bestellen via www.facebook.com/DepartementTijdelijkeOrdening)

Structuurplannen ingehaald door realiteit

Het is natuurlijk helemaal geen gekke gedachte, om achteraf eens goed door te rekenen welke doelen uit de structuurplannen van overheden nu eigenlijk gehaald zijn. Maar als je kijkt naar het boek Structuurplannen en werkelijkheid in 2005 dat Joop Nicolai schreef over Lelystad, dan moet je al snel concluderen dat rekenen alleen geen helder beeld schetst van de werkelijkheid. Nicolai geeft in ingenieurstaal een sterk staaltje kwantitatieve analyse ten beste, maar een argeloze lezer raakt in alle cijfers en opsommingen regelmatig de weg kwijt.

Blauwe Kamer 1 2013

Lelystad

Het viel Nicolai op dat Lelystad bij de ontwikkeling van de structuurplannen in 2005 nauwelijks oog had voor de eerdere structuurplannen – die van de rijksoverheid in 1964, 1969 en 1978 en die van de gemeente in 1990, 1992 en 1996. Dat lijkt inderdaad vreemd, want je zou verwachten dat bij zo’n jonge en bij uitstek planmatige stad als Lelystad ook wordt gekeken of de werkelijkheid wel zo wordt als was gepland. Nicolai houdt de verschillende structuurplannen tegen het licht, over wonen, werken, voorzieningen en verkeer. Dat gebeurt op een uitputtende wijze, in de dubbele zin van het woord, met ontelbare kwantitatieve vergelijkingen die uitmunten in nuance.

De vraag die achterblijft bij de lezer van Structuurplannen en werkelijkheid in 2005 is wat Nicolai eigenlijk met het boek wil. Dat het eerste stedenbouwkundige plan voor Lelystad dat Cornelis van Eesteren in 1964 publiceerde enkel de basis vormde voor de eerste groeifase van de stad en dat het geen rol van betekenis speelde bij de ontwikkeling ervan is aardig, maar is dat zo bijzonder? Ook de conclusie dat het rijk in de eerste structuurplannen nog uitging van een beroepsbevolking die vooral lokaal werkt, lijkt mij er eentje van een achterhaalde werkelijkheid die overal in Nederland speelt. Dat wil niet zeggen dat het boek geen voer geeft voor een veel interessantere, kwalitatieve analyse van de ontwikkeling van Lelystad. Als je de kwantitatieve analyse van Nicolai via zo’n bril leest, krijg je een mooi inkijkje in de stedenbouwkunde en planologie van de afgelopen zestig jaar.

Joop Nicolai, Lelystad – Structuurplannen en werkelijkheid in 2005 (te bestellen door € 23,– over te maken op rekening 678119 t.n.v. J. Nicolai)