Heidebeheer zoekt aansluiting bij regionale economie

Van Noorwegen tot Portugal worden heidegebieden als beschermd natuurgebied beheerd. Maar bescherming van habitattypes in omheinde parken is niet voldoende, bleek tijdens de European Heathland Workshop. In het natuurbeheer moet een verbinding gezocht worden met de regionale economie. Dat blijkt echter niet in alle heidegebieden mogelijk, want soms kunnen beheerders alleen het veld in met behulp van een tank.

Landwerk, juni 2013

Onder de indruk zijn ze, de Nederlandse en Engelse heidespecialisten die eind juni in Denemarken de European Heathland Workshop bezoeken, want in de Deense heidegebieden zien ze dingen die al decennia uit de heide van Nederland en Engeland zijn verdwenen. Elk heidegebied dat de beheerders en wetenschappers bezoeken, zit vol met veldleeuweriken, makkelijk herkenbaar door hun gekwetter de typische op en neer gaande manier van vliegen. Die zijn er in Nederland en Engeland nauwelijks meer, volgens de Nederlanders omdat er in Denemarken nog wel voldoende insecten zijn. De Deense heide lijkt ook veel minder verzuurd en vermest, want overal zijn veel korstmossen te vinden. Op sommige plekken is het voor de korstmosspecialisten een ware wedstrijd om zoveel mogelijk soorten te vinden, en dat leverde soms wel tien verschillende soorten korstmossen op op één plek.

Heidespecialisten

De European Heathland Workshop is een informele organisatie van Europese wetenschappers en beheerders die tweejaarlijks een workshop organiseert over heidebeheer. Dit jaar verzamelden zich bijna honderd heidespecialisten uit Denemarken, Zweden, Noorwegen, Polen, Tsjechië, Nederland, België, Engeland en Duitsland zich voor een week in Denemarken voor workshops, lezingen en excursies over het heidebeheer. Daar bezochten ze bijna alle heidegebieden van Noord-Jutland. Dat zijn over het algemeen relatief grote gebieden, die opvallend onaangetast leken te zijn door de overal overheersende grootschalige akkerbouw en veeteelt. Jutland was vroeger overwegend heidegebied, want de grond is er nogal schraal, maar dankzij de kunstmest is het de landbouw toch gelukt om het te ontginnen. De heide is veelal bewaard gebleven in afzonderlijke gebieden, die nu zijn omgevormd tot nationale parken.

De heidespecialisten kwamen bijzondere natuur tegen in Denemarken. Zo waren ze erg te spreken over de vochtige blauwgraslanden en de andere kolonisatievegetatie bij de enorme migrerende duin Råbjerg Mile, vlakbij Skagen, die zich jaarlijks bijna twintig meter in noordoostelijke richting verplaatst. De duin is de laatste overgebleven stuifduin, een overblijfsel van een verschijnsel dat Jutland eeuwenlang teisterde maar in de negentiende en twintigste eeuw werd beteugeld door de aanplant van bomenplantages.

Cultuurverschillen

Opvallend was dat er weliswaar grote cultuurverschillen waren tussen de heidespecialisten uit de negen landen, maar dat de grote verschillen in heidebeheer niet zozeer zaten in die nationale cultuurverschillen maar eerder in de verschillen in ligging en vegetatie van de diverse heidegebieden. Dat bleek zelfs op het geografisch beperkte oppervlak van Jutland. In het rollende heuvellandschap van Mols Bjerge met zijn heidevelden, grasland, boomplantages, laagveenmoerassen, eikenbossen en broeklanden even ten oosten van Aarhus, valt de heide tussen alle diversiteit aan vegetatiesoorten nauwelijks op. In Nationalpark Thy, een twaalf kilometer brede strook duinlandschap met heidevelden en wat plantages in het noordwesten van Jutland, is de heide overheersend aanwezig.

Dat verschil is terug te zien in het beheer. Zo bleek er in Mols Bjerge naast het normale heidebeheer, het verschralen van de heide om vergrassing en opslag met bomen te voorkomen, veel meer aandacht voor het beheer van de andere vegetaties en de gehele diversiteit aan plantengroei. Zo worden grote delen van de boomplantages verwijderd om plaats te maken voor schrale graslanden en heide, maar was er tegelijkertijd aandacht om de oude eikenbossen met hun bijzondere plantengroei te behouden.

Rozebottelstruiken

In Thy is het beheer meer gericht op de heide zelf, en daarbij werd één probleem speciaal aangepakt. Ecologen en beheerders maken zich namelijk zorgen over de rozebottelstruiken, een exoot uit Japan die overal in de duinheide opduikt. Die vormen een groeiend probleem, want volgens Rita Buttenschøn van de Universiteit van Kopenhagen is het areaal rozebottels in de afgelopen tien jaar verdrievoudigd. De Deense heidespecialisten experimenteren nu voor de bestrijding van de struiken naar een extreem middel: het bestrijdingsmiddel Roundup. Dit tot afschuw bij veel bezoekende heidespecialisten. Een paardenmiddel, vonden de Nederlanders, want de rozebottel zou dankzij de verschraling van de bodem over een vijftiental jaar waarschijnlijk vanzelf verdwijnen.

Net als in Denemarken uiten die verschillen zich ook elders in Europa in het beheer. Tijdens de workshops vielen twee extremen op. In Noorwegen is een nationaal actieplan opgezet om de complete variatie aan heidelandschappen langs de kust te beschermen, vertelde Mons Kvamme van het heidecentrum Lyngheisenteret in Lygra. Onderliggende gedachte was dat de heidegebieden van menselijke oorsprong zijn, en dat heide gebruikt moet worden om het te behouden. “Als niemand de heidevelden gebruikt, dan verdwijnen ze”, aldus Kvamme. In Noorwegen is dan ook gekozen om boeren de mogelijkheid te geven om de heidegebieden te beheren. Dat kostte het Kvamme en zijn collega’s nog veel moeite. Slechts in 23 van de 585 heidegebieden langs de Noorse kust bleek er bestuurlijk en maatschappelijk draagvlak en de nodige economische steun om lokale boeren zover te krijgen dat ze het heidebeheer op zich wilde nemen.

Wilde schapen of Feuerlöschpanzer

Het heidebeheer vergt nogal wat van een boer, vertelde Leif Christian Torsøe. Hij runt een traditioneel boerenbedrijf op de heide langs het meest zuidelijke puntje van Noorwegen, in Lindesnes. Met Agder Villsau, Noorse wilde schapen die ondanks hun geringe hoogte over een volwassen man kunnen springen, begraast hij zo’n tweeduizend hectare heide. Daarnaast verzorgt Torsøe ook ander natuurbeheer op de heide, zoals het verwijderen van opslag van sitkasparren en het hakken en branden van de heide. Voor het natuurbeheer krijgt hij een vergoeding van de Noorse overheid, maar daarnaast moet hij inkomsten halen uit de verkoop van vlees en andere producten. Samen met andere boeren in de regio heeft hij de beweidingsvereniging Agden Kystbeitelag opgericht, waarin ze onder meer de vleesverkoop organiseren en samen streven naar een meerwaarde voor het vlees van de wilde schapen.

Een compleet ander plaatje kwam naar voren bij de presentatie van ecoloog Frank Meyer van het bureau Rana uit het Duitse Halle. Hij vertelde over de enorme droge heidevelden in Noordoost-Duitsland, die zijn gevormd door militair gebruik in de tijd van de DDR. In de landen Brandenburg, Mecklenburg, Sachsen-Anhalt en Sachsen bevindt zich meer dan zestig procent van het Duitse areaal van de habitattypes Droge heide en Duinheide, enorme uitgestrekte zandvlaktes en landduinen met struiken calluna-heide. De voormalige oefenterreinen van de DDR liggen echter vol met munitie, waarvan lang niet altijd zeker is of dat veilig is, terwijl het te kostbaar is om de munitie te verwijderen. Daarom zijn niet alleen de technieken om de heide te branden aangepast, er is zelfs een speciale tank ontwikkeld, de Feuerlöschpanzer Spot 55, die ingezet wordt als brandweerwagen. Het is te onveilig voor natuurbeheerders om zelf op de heide te werken, aldus Meyer. De foto’s die Meyer liet zien van de tank werkte op de lachspieren van de heidespecialisten, maar het verhaal van Meyer maakte goed duidelijk welke welhaast surrealistische werkelijkheid er schuilt achter het heidebeheer als je ervoor kiest om voor mensen compleet ontoegankelijke natuur toch met menselijke middelen te beheren.

Bizarre werkelijkheid

De grote vraag die tijdens de European Heathland Workshop naar boven kwam, was wat we nu eigenlijk moeten verstaan onder heide. Veel heidegebieden, van het noorden in Noorwegen tot in Portugal, vallen onder de Europese natuurwetgeving Natura 2000. Maar kijken we naar de beschermde habitattypen die de Deense heidevelden rijk zijn, dan valt op dat er een enorme diversiteit is. Zo overheerst in Thy het habitattype Droge heide, maar zijn in Mols Bjerge naast Vochtige heide ook verschillende typen grasland en bos aanwezig, en is zowel de stuifduin als het blauwgras bij Råbjerg Mile beschermd.

Dat levert ook vraagtekens op ten aanzien van het heidebeheer. In Noordoost-Duitsland wordt alle moeite gedaan om voor Duitsland belangrijke arealen van de habitattypes Droge heide en Duinheide te behouden, maar de inzet van tanks in een met munitie verontreinigd heideterrein laat ook de bizarre werkelijkheid zien van wat een Europese natuurwetgeving als Natura 2000 in de praktijk vermag. Het verhaal van boer Torsøe past dan beter bij het plaatje wat de meeste mensen hebben van natuurbeheer.

Culturele diensten

Het heidebeheer lijkt zich in Europa steeds meer te bewegen richting een integraal beheer, waarbij de heide wordt beschouwd als door mens gemaakt landschap, waarvoor een door de regio bestuurlijk, maatschappelijk en economisch gedragen beheer bij hoort. Alleen bescherming van heidegebieden werkt soms zelfs contraproductief. Leonor Calvo van de Universiteit van León liet in haar presentatie zien dat de beschermde heidegebieden in de Cantabrische bergen van Noord-Spanje sneller dichtgroeien met bos dan de heidegebieden die lokale mensen gebruiken als weidegrond voor grazende schaapskuddes, en waarin diezelfde lokale mensen delen kaal kappen om bosbrand te voorkomen.

Volgens Calvo is het traditionele, extensieve, agrarische en integrale gebruik van heidegebieden dus beter voor de biodiversiteit dan alleen bescherming en ecologisch beheer. Probleem is volgens haar wel dat de traditionele producten die de lokale heideboeren vroeger leverden, zoals vlees en hout, onvoldoende opleveren. De boeren moeten omschakelen naar nieuwe wat Calvo noemt ‘culturele diensten’, zoals het begrazen van de bergen met herten waar toeristen op kunnen jagen of het telen van gele gentiaan als grondstof voor de farmaceutische industrie. “Die culturele diensten leveren geld en werkgelegenheid op, maar daarvoor moet wel het landschap worden beheerd”, aldus Calvo.

Brede definitie

Goed heidebeheer kan volgens Calvo dus geld opleveren. Dat betekent volgens haar twee dingen. Enerzijds moet bij het natuurbeheer in heidegebieden rekening gehouden worden met sociaaleconomische belangen, en moet er rekening gehouden met de economische transformatie van regio’s van een producteconomie van vlees en hout naar een diensteneconomie van ecotoerisme en jacht. Anderzijds benadrukt Calvo dat voor de basis onder die regionale economie – een gezond heide landschap – juist ecologische kennis die nodig is over hoe heidelandschappen zich ontwikkelen, en hoe ze reageren op beheersmaatregelen als begrazing, branden en kappen.

Diezelfde integrale benadering kwam terug bij de presentatie van het boek Economy and Ecology of Heathlands door de Nederlandse ecoloog Henk Siepel van de Radboud Universiteit. In het internationale, wetenschappelijke boek wordt nadrukkelijk gekeken naar de relatie tussen economie en ecologie. Siepel liet een kaart zien van Europa met daarop de gebieden die vallen onder de zeer brede definitie van heide die de auteurs hanteren, namelijk heide als halfopen of open gebied met arme bodem dat is begroeid met heide en gras. Op dat enorme areaal kan volgens Siepel gewerkt worden met beheermethoden zoals Calvo beschreef, waarin de ecologie van een gebied gekoppeld wordt aan de regionale economie. Ook bij Siepel vormt de ecologie de basis voor een gezond en natuurlijk landschap dat diensten oplevert die een stimulans kunnen betekenen voor de regionale economie. Dat lijkt in de voormalige militaire terreinen van de DDR nog een stap te ver, maar in Noorwegen, Spanje en Denemarken worden voorzichtige stappen gezet.

Economy and Ecology of Heathlands, KNNV Uitgeverij, ISBN 9789050114615, 59,95 euro

Historisch bril verbreedt ecologie

Mensen die met een ecologische bril naar het verleden van Nederland willen kijken, zullen graag het boek Geboeid door het verleden lezen dat is samengesteld door de ecologen Joop Schaminée en John Janssen van Alterra. Een gevarieerd leesboek over historische ecologie is dat geworden. Waar Marjolein Bruijning en Schaminée in hoofdstuk 1 aftrappen met een verhaal over het middeleeuwse landschap van Nederland, vertellen Stijn van Gils en Gertie Arts over vennen, en maken Michelle Weidner en John Janssen een uitstapje naar het Zuid-Afrikaanse Renosterveld.

Landwerk, april 2013

Je zou ook kunnen zeggen dat de ecologen met historische bril naar hun eigen vakgebied kijken. Dat geeft een breder beeld dan het puur ecologische. Zo geven Max Simmelink en Eddy Weeda met hun historie van de invasie van de vogelkers een historisch context rond de discussie over exoten in de Nederlandse natuur. Oscar Kappert en Rienk-Jan Bijlsma pakken de historie zelfs als basis voor nieuwe herstelstrategieën voor heidegebieden. In beide gevallen blijkt de mens de bepalende factor voor het welzijn van de natuur.

Geboeid door het verleden ­– Beschouwingen over historische ecologie, KNNV Uitgeverij, ISBN 9789050114493, 19,95 euro

Nederlandse natuur uitgelegd

Het is alsof je met Frank Berendse door de Nederlandse natuur loopt, als je Natuur in Nederland leest.  Het leest prettig, en je krijgt een enorme bak met waardevolle informatie over je uitgestort. Berendse, hoogleraar Natuurbeheer en plantenecologie aan Wageningen Universiteit en bekend voorvechter van de natuur, neemt de lezer mee op een tocht door tien Nederlandse landschapstypen, waarbij hij gelukkig ook de stad niet is vergeten. In vloeiende stijl legt hij uit hoe dat landschap is gegroeid en wat je er nu allemaal aan natuur kunt vinden.

Landwerk, oktober 2011

natuur in nederland

Het boek is geschreven in wat Berendse in zijn inleiding een ‘rotsvast pessimisme’ noemt. “Ik had mij voorgenomen om een laatste reeks van wandelingen door Nederland te maken om afscheid te nemen van de natuur waarmee ik was opgegroeid. ” Het boerenland bevestigde dit: ‘dode landschappen waar mest en bestrijdingsmiddelen hun werk hadden gedaan’. “Maar daarbuiten gaven Bijenorchis en Kleine zilverreiger, oprukkend naar het noorden, Zeearend en Kraanvogel, opnieuw in Nederland, mijn rotsvast pessimisme een flinke deuk.” Toch is Natuur in Nederland geen optimistisch of vrolijk boek.

Als Berendse de lezer meeneemt door de landschappen is hij ecoloog en docent. Hij benoemt planten en dieren in hoofdletters, en weet tegelijkertijd zo vreselijk veel in de natuur te kunnen ontdekken, dat een leek zich bijna gaat afvragen of het werkelijk zo slecht gesteld is. Dat maaktNatuur in Nederland een mooi, interessant en rijk boek voor de mensen met interesse in natuur, maar het zal de scepticus die liever op natuur bezuinigt niet overtuigen.

Frank Berendse, Natuur in Nederland, KNNV Uitgeverij, ISBN 9050113762, 29,95 euro